Met deze tool kan je
een gerichte keuze maken in het curriculumontwerp. Is je vertrekpunt een maatschappelijke uitdaging? Of vertrek je vanuit het uitgangspunt van de praktijkpartner? En welke factoren spelen hierbij een rol?
Wanneer een organisatie aan de slag gaat met een maatschappelijk probleem of een ecologische uitdaging, zijn er drie verschillende uitgangspunten mogelijk. Deze worden weergegeven in onderstaande figuur.
Het eerste vertrekpunt kan zijn om de organisatie te laten kijken naar hoe haar interne positie zich verhoudt tot de wereld (inside-out perspectief). Wat is een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling waartoe de organisatie zich wil verhouden? Wat is haar purpose? Een ander uitgangspunt is om te starten vanuit de lokale context (outside-in perspectief). Welke positieve en negatieve impact maakt zij op dit moment? Hoe verhoudt dit zich tot haar eigen branche / markt? Een laatste uitgangspunt kan zijn om eerst te kijken naar maatschappelijke problemen die aanwezig zijn in de omgeving (markt, vestigingsplaats, ecosysteem) waar zij zich in bevindt (outside-in perspectief). Dat laatste geldt bijvoorbeeld in hoge mate voor de kledingindustrie, waar veel specifieke problemen spelen, waaronder afval, milieuschade en uitbuiting. Een kledingmerk neemt dit dan als vertrekpunt om te kijken hoe het zich tot deze problematiek verhoudt.
Het is belangrijk om vooraf een perspectief te kiezen, omdat een inside-out perspectief of een outside-in perspectief gevolgen heeft voor de verdere aanpak in het begin van het traject van de studenten.
Het document Impactpad (Avance, Social Enterprise NL & Impact Centre Erasmus, 2020) beschrijft enerzijds de invalshoek om te starten vanuit de impact die een organisatie al maakt (ongeacht of die positief als negatief is). Anderzijds is een mogelijke invalshoek om te vertrekken vanuit de impact die de onderneming zou willen maken. Het Impactpad adviseert dan om te kijken naar andere stakeholders in het veld die ook proberen om impact te maken op de betreffende maatschappelijke uitdaging. Dit voorkomt dat je met de eigen behaalde doelen te sterk concurreert met de bijdrage van andere organisaties, waardoor die teniet worden gedaan. Zo blijf je voortdurend een speler die het uiteindelijke doel nastreeft, namelijk een positieve bijdrage leveren aan de oplossing van een maatschappelijk probleem, zonder een negatieve impact te hebben op de behaalde doelen van andere spelers.
Een belangrijk ontwerpvraagstuk is: wordt er gestart vanuit een maatschappelijk probleem, waarna gekeken wordt welke praktijkpartner hierbij past? Of wordt er gestart vanuit een praktijkpartner (organisatie) waarna gekeken wordt welke maatschappelijke problematiek hierbij past? Opmerkelijk is dat er vaker gestart wordt vanuit de praktijkpartner binnen het business onderwijs. We zien wel een wens om meer en meer vanuit de problematiek te vertrekken, bijvoorbeeld doordat er verschillende living labs zijn opgericht (het Urban Living Lab van Avans en Hogeschool Breda in Breda en het Inclusive Community Lab in Emmen). Hier wordt in eerste instantie een maatschappelijk vraagstuk met de lokale overheid bepaald, waarna praktijkpartners gezocht worden die bij het betreffende vraagstuk passen. Een vergelijkbare aanpak is terug te zien bij het Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie op Zuid, waar studenten vanuit het economisch domein een bijdrage leveren aan sociale innovatie in de wijk. In sommige van deze projecten is er sprake van een connectie met commerciële organisaties. In dat geval gaat het nadrukkelijk over het zoeken naar draagvlak bij deze organisaties om het vraagstuk verder te helpen.
Naast de leerdoelen van het vak, spelen twee factoren een rol bij het kiezen van het vertrekpunt (vanuit een maatschappelijke uitdaging in de lokale omgeving, vanuit de purpose van een organisatie of vanuit de context van die organisatie). De eerste gaat over de kennis van docenten rondom het begeleiden van maatschappelijke en ecologische projecten. Nadrukkelijk vraagt dit een andersoortige aanpak (te denken valt aan design etnografie). Want niet alleen de organisatie wordt begeleid in het veranderproces, maar ook de lokale omgeving. Dat zijn vaak tijdsintensieve trajecten, waardoor hier niet voor gekozen wordt. De tweede factor die bepalend is voor het vertrekpunt is of er sprake is van voldoende infrastructuur. Studenten zijn namelijk soms lang bezig met het krijgen van contact met de juiste instanties. Zo’n tijdsintensief proces kan bijten met de andere leerdoelen, waardoor er voor een ander vetrekpunt gekozen wordt.